woensdag 22 augustus 2007

De teloorgang van een bijna-monument

Het ministerie van Financiën wordt binnenstebuiten gekeerd. Nu de renovatie in volle gang is, kijken voorbijgangers dwars door het geraamte van betonnen palen naar de kale binnenkant van het gebouw. Maar ook als de bouwwerkzaamheden volgend jaar voltooid zijn, zal het gebouw zich meer bloot geven dan ooit. De hoekpunt en de bovenkant worden namelijk voorzien van glazen voorzetstukken (illustratie linksboven). De ene binnentuin krijgt een glazen overkapping, de andere wordt een openbare groene ruimte (rechter illustratie). Op de Korte Voorhout komt bovendien een doorgang, zodat de binnentuin in de traditie van de Haagse hofjes komt te staan. Het gesloten karakter van het gebouw wordt er letterlijk mee opengebroken.

Maar vooral past het gebouw naadloos in een nieuwe traditie: open, krachtige en effectieve bouwwerken, die het gewenste imago van overheidsinstellingen dienen uit te stralen. Niet voor niets zijn het gebouw van de Tweede Kamer en de nieuwe ministeries van VROM en OCW toonbeelden van transparantie.

Historische blunder
Maar waarom is er in dat licht niet radicaal gekozen voor vernieuwing in plaats van het opnieuw aankleden van een betonnen skelet? Met het neerhalen van het oerlelijke gebouw van Financiën had de rijksoverheid namelijk niet alleen een geweldige kans gehad om een toegankelijk en aansprekend nieuw gebouw te presenteren bij de entree tot de Haagse binnenstad, maar ook om een historische blunder recht te zetten. Nog even wachten, en dan kan ook de Amerikaanse ambassade hopelijk neergehaald kan worden. En dan krijgt het Voorhout eindelijk weer helemaal zijn stijlvolle allure terug.

De schijn van geldsmijterij was zeker een argument voor het departement om het beton toch te laten staan. De overheid dient zuinig om te gaan met geld uit de schatkist, zeker als je als ministerie van financiën daarvan zelf de bewaarder bent. Daarnaast was de oorspronkelijke aanleiding voor de renovatie alleen een probleem met de klimaatinstallatie. Dat probleem bleek zo ingrijpend, dat een beperkte opknapbeurt niet afdoende was. Maar een heel gebouw neerhalen om tot een betere klimaatbeheersing te komen, was ook teveel van het goede.


Achteloze omgang
Wat bijna niemand weet, is dat er achter de schermen ook een heftige discussie is gevoerd over schoonheid, smaak en cultureel erfgoed. Het oude ministerie van Financiën mocht dan ogen als een foeilelijke grijze vesting, Jo Coenen keek er in zijn functie als rijksbouwmeester (2000-2004) met andere ogen tegenaan. Het robuuste gebouw is in Nederland namelijk één van de weinige bouwwerken in de stijl van het Brutalisme (afgeleid van de Franse term voor ruw beton: beton brut). Het ontwerp van de toenmalige rijksbouwmeester Jo Vegter en RGd-architect Mart Bolten - dat in 1975 opgeleverd werd - geldt zelfs als een van de beste voorbeelden van deze bouwstijl in Nederland.
Omdat Coenen zich zorgen maakte over de achteloze omgang met naoorlogse architectuur, selecteerde hij het bouwwerk als een van de overheidsgebouwen met een hoge architectonische en consistent doorgevoerde waarde die een beschermde status verdienen. Ook de door Mien Ruys ontworpen binnentuin, met de voor haar zo karakteristieke bielsen en vijverpartijen, is volgens Coenen het behouden waard.

In 2001 besloot het ministerie van Financiën tot renovatie. Onder politieke druk werd de renovatie uitgevoerd in de vorm van een PPS-project. Het ontwerp, de bouw, financiering, onderhoud en uitvoering werden volledig aan marktpartijen uitbesteed. Met DBFMO (Design Build Finance Maintain Operate) gooide het departement in de aanbestedingswereld hoge ogen.

Ontzag
Maar ja, die architectuur. Jo Coenen had het gebouw ondertussen wel het predikaat van ‘bijna-monument’ bezorgd. Dit was weliswaar geen wettelijke status, maar hiermee sprak Coenen wèl de verwachting uit dat het gebouw bij het bereiken van de 50-jarige leeftijd de monumentenstatus zal krijgen. Het was dus zaak het gebouw niet voortijdig te verknallen. “De ruwe stijl, onder meer gewapend beton dat in het zicht blijft, heeft eerlijke uitstraling dat ontzag inboezemt”, zei minister Sybilla Dekker in juli 2006 in een toespraak. “Dat karakter moet tijdens de renovatie van het gebouw behouden blijven.”

Niet dus. Want de enorme metamorfose die het gebouw nu ondergaat, lijkt die uitspraak volledig te ondergraven. Waar het brutalisme zich kenmerkte door het onbedekt laten zien van ruwe materialen, worden er nu glazen constructies aan het pand toegevoegd die er een hele andere uitstraling aan geven. Een zilverkleurige verf bedekt de grauwe, maar zo typerende betonkleur. Zelfs de typerende vijvers van Mien Ruys met hun uitgekiende reflecties en bijpassende kunstwerken (de foto hieronder) zijn volledig verdwenen.

Van een gesloten vesting wordt het gebouw nu helder, transparant, licht en luchtig. Het naar binnengekeerde karakter verdwijnt. Dat past inderdaad in de tijdgeest van 2007, maar met brutalisme heeft het niets meer te maken.

En de rijksbouwmeester? Die trok zich in oktober 2004 terug uit het proces, omdat de architectonische kwaliteit in deze vorm van aanbesteding niet kon worden gewaarborgd. Mels Crouwel nam zijn plaats in als nieuwe rijksbouwmeester.

Onenigheid
Inmiddels heeft het aannemersconcern Safire (dat staat voor Samen Financiën Renoveren!) een Europese nominatie gekregen voor de innovatieve en duurzame wijze, waarop de renovatie gestalte heeft gekregen. Maar het is ook een contractvorm die met name bedoeld is om projecten voor minder geld uit te voeren. In het huidige model heeft rijksbouwmeester onvoldoende mogelijkheden om zijn opvattingen in te brengen, concludeerde Heleen Geerligs in haar afstudeeronderzoek ‘De rijksbouwmeester in DBFMO-projecten’. Bij deze wijze van aanbesteden kiezen de marktpartijen de architect. De rijksoverheid heeft geen enkele stok achter de deur om de kwaliteit van de architect af te dwingen.
Het nieuwe ontwerp oogt open en transparant, maar ondertussen is de onenigheid over de architectonische betekenis van het gebouw dus onder de tafel geveegd. Zo weerspiegelt het nieuwe gladgepolijste pand toch nog zijn werkelijke innerlijk. Want de 'brute eerlijkheid' van het beton zal in het gerenoveerde gebouw grotendeels weggewerkt zijn achter zakelijk glas en zilververf.

Geen opmerkingen: